Fysiotherapeuten kunnen hun rol als voorpost in de zorg pas echt waarmaken als ze direct toegang hebben tot de zorginformatie van huisartsen, ziekenhuizen en andere zorgaanbieders. Die beschikbaarheid van data is een voorwaarde om meer passende zorg te kunnen bieden. Bij het ministerie en het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) staan de lichten op groen. Maar hobbels zijn er ook, juridisch en praktisch.
Fysiotherapeuten kunnen hun rol als voorpost in de zorg pas echt waarmaken als ze direct toegang hebben tot de zorginformatie van huisartsen, ziekenhuizen en andere zorgaanbieders. Die beschikbaarheid van data is een voorwaarde om meer passende zorg te kunnen bieden. Bij het ministerie en het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) staan de lichten op groen. Maar hobbels zijn er ook, juridisch en praktisch. Hoe krijg je dit voor elkaar bij ruim tienduizend fysiotherapiepraktijken en eenentwintig verschillende zorginformatiesystemen?
“Het kan alleen maar in stapjes”, zegt kinderfysiotherapeut Marloes Meurs, die als bestuurslid van het KNGF bij VWS aan tafel zit als het gaat om informatisering in de eerste lijn. VWS wil vaart maken en werkt hard aan wetgeving die dit mogelijk maakt. Meurs noemt als voorbeeld de Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) van de patiënt. Een digitaal platform waar alle burgers hun dossiers bij zorgaanbieders kunnen inzien en waar ze zorgaanbieders toegang toe kunnen verlenen. Conform het Integraal Zorgakkoord (IZA) moet dat per 1 januari 2025 een feit zijn. “Gekoppeld aan de PGO’s zijn er applicaties voor professionals waarin we – uiteraard met toestemming van de patiënt – van elkaar kunnen zien wat we doen.”
Het voordeel? “Stel dat een andere zorgverlener bij een van mijn patiënten een vragenlijst positieve gezondheid heeft afgenomen. Ik zie de uitkomsten en kan direct passende zorg bieden.” Zorgaanbieders kunnen in de PGO van een patiënt ook op maat gesneden adviezen zetten. “Denk aan beweegadviezen en oefeningen of een checklist voor klachten zodat de patiënt zelf een goede inschatting kan maken of hij wel of niet naar de fysiotherapeut moet.”
Mooie ontwikkelingen, maar eigenlijk zijn er direct grotere digitaliseringsstappen nodig vindt Meurs. Zelf kan ze niet wachten. “Een vader belde me op een middag. Hun baby was die nacht geboren en had een verrekte zenuw. Van de kinderarts had hij gehoord dat dit direct na ontslag uit het ziekenhuis behandeld moest worden. Maar hij had geen brief, geen diagnose en de arts was op dat moment niet meer bereikbaar. De volgende dag kwam ik dus bij het gezin zonder gegevens. Ik wist niet hoe ernstig het was, ik had geen röntgenfoto’s, niks. Als ik op dat moment toegang had gehad tot het EPD van het ziekenhuis had ik direct geweten wat de juiste zorg was, dat had tijd en onzekerheid gescheeld.”
Het Paramedisch Platform Nederland en het KNGF ontwikkelen samen met VWS een koppeling van de systemen van alle paramedische beroepen aan die van huisartsen en medisch specialisten. Dat is nog niet zo eenvoudig, alleen al de fysiotherapie kent eenentwintig verschillende EPD’s. “Die moeten allemaal worden aangepast door de leverancier. Dan praat je over ruim tienduizend fysiotherapiepraktijken die moeten worden aangesloten.” Het is bovendien nog de vraag wie dit gaat betalen. Vanuit de huidige bekostiging lukt dat de fysiotherapeuten in elk geval niet. En zelfs als dat is geregeld komt er nóg veel bij kijken. “Om informatie te kunnen uitwisselen moet je dezelfde taal en begrippen gebruiken. Orthopeden bijvoorbeeld gebruiken soms andere termen dan fysiotherapeuten. Daarnaast vraagt het veilig delen van informatie de nodige aandacht, het moet wel AVG-proof.”
Koppeling van systemen betekent ook dat andere zorgaanbieders en patiënten inzicht krijgen in diagnostiek en behandeling van de fysiotherapeuten. Meurs: “Worden we erop afgerekend? Wat doen zorgverzekeraars hiermee? Dat soort vragen krijg ik regelmatig. Het antwoord is dat we dit goed gaan regelen, maar het geeft wel aan dat het vertrouwen nog moet groeien.”
Ze vervolgt: “En wanneer we de techniek en de juridische kant goed geregeld hebben, moeten we het ook nog gaan dóen. Al die tienduizend praktijken moeten hun organisatie en werkwijze aanpassen. In stapjes!” De verwachting is wel dat de administratieve lasten uiteindelijk aanzienlijk zullen verminderen.
“Uiteindelijk gaat het veel opleveren. Voor onze patiënten, voor de kwaliteit van onze zorg én voor onze bedrijfsvoering. Dat staat vast.”
Zorgverbeteraar Erik van der Velde ondersteunde de KNGF als beleidsadviseur de afgelopen jaren bij de vele uitdagingen rondom digitalisering en gegevensuitwisseling in de zorg die op de fysiotherapeuten afkomen.
Marloes werkt ook vanuit haar eigen praktijk Kinderfysio Noord aan nóg passender zorg door digitalisering. De praktijk ontwikkelt in samenwerking met het lectoraat Leefstijl en Gezondheid van de Hogeschool Utrecht een tool voor jongeren met overgewicht. In dit project staat het leren gebruiken van uitkomstinformatie voor Samen beslissen met kinderen centraal. De jongeren vullen op verzoek van zorgprofessionals vragenlijsten in en houden zelf gegevens bij op het gebied van voeding, bewegen, slaap en kwaliteit van leven. Zo brengen zij hun leefstijl in kaart en krijgen ze er grip op. Zorgprofessionals kunnen de veranderingen in leefstijl volgen.
DUKOO, Digitale Uitkomstmaten van Kinderen met Overgewicht en Obesitas, is een project van Kinderfysio Noord. Het project is mede mogelijk gemaakt door Zorginstituut Nederland met subsidie uit de subsidieregeling ‘Leren gebruiken van Uitkomstinformatie voor Samen beslissen’. Het Zorginstituut voert deze regeling uit in opdracht van het Ministerie van VWS. De tool die nu ontwikkeld is hiervoor heet ‘Hup’ en is te integreren binnen een PGO.
Dit artikel is hier te downloaden: Fysiotherapeuten werken aan passende zorg-Marloes Meurs
Wij maken graag dingen beter.
Meer over Zorgverbeteraars