05-07-2022
In het leven kom je een hoop verschillende mensen tegen: jong/oud, homo/hetero, wel/geen kinderen, aardig/minder aardig, zelfverzekerd/onzeker. In alle smaken en varianten dus. Onder je collega’s in een ziekenhuis zie je diezelfde diversiteit terug: gelukkig, want al die verschillende vaardigheden vullen elkaar aan. Hierdoor zijn we in staat om dingen voor elkaar te krijgen die we alleen, of als heterogene groep, niet zouden kunnen. Die ene collega die Arabisch spreekt, dat is af en toe toch wel erg handig. En de uitgebreide ECG-kennis van een andere collega komt van pas bij elk vreemd ECG. Met elkaar zijn we in staat zorg te verlenen voor al die verschillende mensen die de deuren van een ziekenhuis passeren.
Maar daarin ligt ook de uitdaging: want al die verschillen maken het soms moeilijk om te begrijpen wat de ander bedoelt. Om de ander te begrijpen moet je je kunnen inleven in de ander en de taal van de ander spreken.
Neem bijvoorbeeld een patiënt die geen Nederlands spreekt (En helaas ook geen Engels, Duits of Fries). Dan moet je toch zoeken naar een oplossing. Iets of iemand die jouw woorden om kan zetten, zodat de ander deze kan begrijpen (bijvoorbeeld een app of een tolk). Maar helaas blijkt dan al snel dat zelfs met een goede tolk (laat staan met een app) de vertaling veel nuances verliest en emoties een andere lading krijgen. Een andere oplossing: zelf de taal leren spreken. Een flinke investering die echt moeite kost. Maar zelfs alleen een ‘Goedemorgen!’ en ‘Hoe gaat het?’ in andermans taal breekt het ijs en maakt communicatie met de ander meer ontspannen en daardoor echter.
Zo kom ik dan bij de kern van dit verhaal: zorgprofessionals en ICT’ers spreken twee verschillende talen. De eerste is een medische en sociale taal, vol met medisch jargon en allerlei mitsen en maren. De ander is een precieze en correcte taal, gevuld met technische termen, zekerheden en logische stappen. En die verschillende talen zorgen er voor dat beide partijen elkaar vaak niet goed begrijpen en soms irriteren. De ICT’er snapt (in de ogen van de arts of verpleegkundige) niets van de dagelijkse praktijk in de zorg, weet niets van anatomie en heeft geen idee van de complexe stappen die er nodig zijn om tot een goed resultaat te komen. Omgekeerd vormt de praktijk van de ICT’er een ver-van-mijn-bed show voor de zorgprofessional. Vaktermen worden over en weer niet begrepen, dus Jip-en-Janneke taal is het enig wat overblijft: wat bedoelt hij nou eigenlijk? Hoe moet ik werken met iemand die niet snapt wat ik bedoel?
Hoe los je dat op? Zoek een tolk die jouw taal vertaalt naar de taal van de ander (iets waar wij heel goed in zijn als Zorgverbeteraars). Een prima oplossing, maar niet structureel. Bij elke nieuwe situatie heb je opnieuw een tolk nodig.
De tweede oplossing vereist meer moeite: de taal leren. En nee, je hoeft de taal niet vloeiend te spreken. Een mondjevol Frans is immers ook genoeg om je te redden op vakantie deze zomer. Je hoeft als zorgverlener niet alles te weten wat betreft computers: een aantal termen is voldoende om in grote lijnen te snappen waar het over gaat (API, PGO en Server zijn al een begin) en het gesprek aan te gaan. En omgekeerd voor de ICT’er: je hoeft niet alle ziektebeelden te kennen, maar het is wel handig om te weten waar bepaalde organen zich anatomisch bevinden en een aantal bekende ziektes te kennen.
Of je nu ICT’er bent of zorgverlener: ik raad je van harte aan om iets van de taal van de ander te leren. Begin simpel! Voor de zorgprofessional: doe een intro-cursus over programmeren. Voor de ICT’er: loop eens mee op een afdeling of poli en leer meer over ziektes en anatomie.
Je zult merken dat die moeite zich dubbel en dwars terugverdient: je doet nieuwe kennis op, vergroot je waarde op de werkvloer, vergroot je begrip van de ander en het verrijkt je leven. En wie weet vind je die nieuwe taal wel zo leuk dat je hem vloeiend gaat spreken!
Wij maken graag dingen beter.
Meer over Zorgverbeteraars